zondag 4 maart 2012

Digitaal en interactief lesgeven

Digitaal en interactief lesgeven
“Use todays tools, not the methods of yesterday. Whatever you do, remember your audience, and what they require to be prepared to leave your room and go into a world, that expects greatness and accepts nothing less.” (bron: Youtube)


De Vier in Balans Monitor 2011 van Kennisnet naar de stand van ICT-gebruik in het onderwijs laat zien dat het gebruik van ICT in het onderwijs in het primair-, voortgezet-, en middelbaar beroepsonderwijs de afgelopen jaren vanzelfsprekend is geworden. ICT maakt het onderwijs volgens Kennisnet efficiënter, effectiever en aantrekkelijker. Maar de aanschaf van computers of digiborden leiden niet zonder meer tot kwaliteitsverbetering. Het rendement van ICT hangt nauw samen met de aanwezigheid van een leraar die goede keuzes kan maken bij het gebruik van ICT-middelen, ook wel ‘todays tools’ genoemd, en die samenhang weet aan te brengen tussen de leerinhoud, de ICT-toepassing en de leerling. Als een leraar op deze wijze weet les te geven wordt ook wel gesproken van E-teaching.

Het belang van goede leraren
De invloed die een leerling zelf uitoefent op zijn/haar ontwikkeling beslaat zo’n 50% van het totaal van invloeden (Hattie, 2003). De invloed van de leraar op de ontwikkeling van de leerling is circa 30%. De invloed van de leerling en leraar zijn bij elkaar opgeteld dus voor circa 80% bepalend voor de ontwikkeling van de leerling. Peter Kent omschreef het belang van een goede leerkracht in 2004 als volgt: ‘The quality of learning is determined by the quality of teaching’. Bij E-teaching is het van groot belang dat leraren op de hoogte zijn van de grote invloed die zij hebben op de leerontwikkeling van leerlingen. Naast het begrip E-teaching bestaat ook het begrip E-learning. Met E-learning wordt de wijze waarop leerlingen leren met behulp van ICT-toepassingen bedoeld. Als E-teaching en E-learning beiden aanwezig zijn in de onderwijspraktijk kun je spreken van E-education.
Kortom: E-teaching + E-learning = E-education.

E-education in de praktijk
Dit zijn mooie woorden, maar wat is er nodig om E-education in de praktijk mogelijk te maken?
Allereerst hebben zowel leraren als leerlingen bepaalde behoeftes bij het realiseren van E-education. Volgens een artikel van Becta (2003) bestaan de behoeftes van leraren uit vier factoren.
·         Het geselecteerde digitale middel moet van waarde zijn voor de les (selecting and using a resource).
·         Het digitale middel moet makkelijk zijn in gebruik voor zowel de leraar als de leerling (usability).
·         Het digitale middel moet adaptief zijn en differentiatie tussen leerlingen mogelijk maken (adaptibility).
·         De keuze voor digitale middelen moet gemaakt worden in goede samenspraak met de gebruikers, leraren en leerlingen (consultation).
De behoeftes van leerlingen bestaan uit de volgende twee factoren.
·         De digitale middelen moeten goed aansluiten bij de verschillende leerstijlen tussen leerlingen (learning styles).
·         De digitale middelen moeten goed aansluiten bij de leeftijd (het intellectuele niveau) van de doelgroep (age appropriateness).
Factoren die bij E-learning een positieve reactie uitlokken bij leerlingen zijn:
o   Aantrekkelijke presentatie
o   Interactiviteit
o   Feedback 
o   Geschikte vaardigheidsniveaus (niet te moeilijk/te makkelijk)
o   Een element van ‘plezier’
o   Duidelijkheid
o   Gebruik van verschillende media
o   Veelzijdigheid
o   Veilige (afgeschermde) leeromgeving waarin anderen niet zien hoe je presteert
o   Succeservaring
o   Uitdaging
o   Spelelement/competitie: dit kan voor sommige leerlingen in plaats van positief juist als negatief worden ervaren.

Naast de verschillende behoeftes van leraren en leerlingen zijn er nog twee factoren van belang bij het realiseren van E-education in de praktijk. In de eerste plaats moet er goed gekeken worden naar de vereisten uit het schoolcurriculum per vak en leraren moeten zich deze ‘eigen maken’. In overleg met de uitvoerende leraren moet gezocht worden naar digitale middelen die goed aansluiten bij de eisen uit het schoolcurriculum.
In de tweede plaats staat de technologie/ hardware  centraal bij E-education. Zonder voldoende en goede techniek kan E-education simpelweg niet plaatsvinden.

Vier in balans-model (Kennisnet)
De ‘Vier in Balans Monitor’ is de jaarlijkse uitgave van Kennisnet over het gebruik en het rendement van ICT in het basis-, voortgezet en middelbaar beroepsonderwijs. Hierin worden ierHierde belangrijkste ontwikkelingen en nieuwe inzichten over wat in het onderwijs wel en niet werkt met ICT wetenschappelijk onderzocht en samengevat. De Vier in Balans Monitor is gebaseerd op het ‘Vier in Balans-model’. In het kort zegt het Vier in Balans-model dat invoering van ICT voor onderwijsdoeleinden meer kans van slagen heeft bij een evenwichtige en samenhangende inzet van de vier bouwstenen: visie, deskundigheid, digitaal leermateriaal en ICT-infrastructuur.

1. Visie
De school moet een visie hebben op leren en het gebruik van ICT voor leren. Het belang hiervan wordt nog vaak onderschat. Slechts op zes van de tien scholen is een visie centraal vastgelegd. Leraren vinden dat het gebruik van ICT vaak wordt overgelaten aan hun eigen voorkeur.
2. Kennis en vaardigheden
Deskundigheid en visie hangen nauw samen. Als een concrete visie ontbreekt zijn leraren minder gemotiveerd om vaardigheden onder de knie te krijgen of toepassingen in de praktijk te brengen. Leraren moeten vakkundig zijn op vakinhoud, didactiek en ICT. Bijna 60% van de leraren beschikt over de vaardigheden die volgens het management nodig zijn om les te geven met ICT.
3. Digitale leermiddelen
In het basisonderwijs is 17% van het gebruikte leermateriaal digitaal. Er is veel vraag naar digitaal leermateriaal, maar volgens leraren sluit het aanbod nog niet voldoende aan op hun behoefte. Dit belemmert hen om er in de klas mee aan de slag te gaan. Het leermateriaal moet aansluiten op de bestaande onderwijspraktijk
4. ICT-infrastructuur
Scholen investeren fors in computers en netwerken. Steeds meer leraren vinden dat elke leerling over een eigen laptop zou moeten beschikken. Computers op school worden langzaam aan vervangen door laptops van leerlingen.

Kortom, effectief gebruik van ICT (E-education) komt pas echt op gang als er een concrete visie aan ten grondslag ligt en als leraren zich voldoende vertrouwd voelen om ICT te gebruiken bij het lesgeven. Dit vraagt om leiderschap en samenwerking binnen de school.


Bronvermelding
Becta, Britisch Educational Communications and Technology Agency (2006). Designing e-learning resources to meet the needs of users.

Hattie, J. (2003). Distinguishing Expert Teachers from Novice and Experienced Teachers.




3 opmerkingen:

  1. Hoi Thijs, wat een overzichtelijke blog en hij komt heel rustig over. en vooral informatief.

    BeantwoordenVerwijderen
  2. Hi Thijs, Grappig dat je een historisch leermiddel, uitgebracht eind 19de eeuw op je blog hebt geplaatst in de vorm het van aloude leesplankje! Wat ik opvallend vind is de invloed van de leerkracht op het leren van kinderen. Marzano in `What Works in Schools` Marzano (2003,2007)zegt namelijk `Van alle invloed die scholen hebben op het leren en ontwikkelen van kinderen, wordt 67% van het effect bepaald door de leerkracht!” Deze invloed heeft zowel betrekking op succes als op falen. De nuances zie ik in de onderzoeken niet direct. Jij? k Lees t graag. Groets, Marita

    BeantwoordenVerwijderen
  3. Hoi Thijs,

    Erg duidelijke uitleg. Ben nog steeds benieuwd of er ook zulke cijfers over het HBO bekend zijn. Lijkt af en toe dat we wel erg gedigitaliseerd worden . . . .

    Gr. Niek

    BeantwoordenVerwijderen